Engelsman: "Is dat jouw hond?" Welshman: "Ja" Engelsman: "Mag ik met hem praten?" Welshman: "Hond praat niet." Engelsman: “Hé hond, hoe gaat het?" Hond: "Gaat goed." Welshman: (blik van shock) Engelsman: “Is dit jouw eigenaar?" (wijzend naar de Welshman) Hond: "Ja." Engelsman: “Hoe behandelt hij je?" Hond: "Heel goed. Hij laat me twee keer per dag uit, geeft me geweldig eten en neemt me eens per week mee naar het park om te spelen." Welshman: (blik van totale ongeloof!) Engelsman: "Mag ik met je paard praten?" Welshman: "Paard praat niet." Engelsman: "Hé paard, hoe gaat het?" ...